menu
Casus
advocaat schiedam casus

woonrecht

Verborgen gebreken woning

Koper heeft van verkoper een woning uit 1931 gekocht. De woning bestond voorheen uit twee aparte woningen: een benedenwoning en tweelaagse bovenwoning. In de jaren tachtig zijn de twee woningen samengevoegd door middel van een muurdoorbraak op de begane grond. Verkoper was toen nog geen eigenaar van de woning. De woning is door een bouwkundige gekeurd.

Na de koop ontstaan twijfels over de constructie door koper. Onderzoek door een constructeur bevestigt dat constructie niet deugd en er instortingsgevaar bestaat. Koper vordert volledig herstel van de gebreken.

Verkoper stelt zich op het standpunt dat verkoper bekend is of had moeten zijn met de gebreken. Uit het rapport van de aankoopkeuring blijkt dat er al vraagtekens bestonden over de deugdelijkheid van de constructie. Bekend was dat er geen vergunning was verleend voor de samenvoeging van de woningen. Daarnaast heeft verkoopmakelaar verklaard dat hij tijdens de bezichtiging van de woning door koper heeft aangegeven dat het om een oude woning gaat die absoluut aandacht, renovatie en modernisering nodig had en dit tot uiting is gekomen in de lagere vraagprijs.

Rechtbank wijst de vordering van kopers af. De rechtbank is van mening dat het gebrek bij kopers wel kenbaar moest zijn en dat kopers dus rekening hadden moeten houden met de nodige herstelkosten.

contractenrecht

Zelfstandig verweer borg

Een besloten vennootschap heeft ten behoeve van haar onderneming een kredietovereenkomst gesloten met ABN AMRO. Aan haar is een krediet van maximaal € 25.000,- ter beschikking gesteld. Voor de verplichtingen uit de overeenkomst waren beide bestuurders/aandeelhouders hoofdelijk mede aansprakelijk, althans stonden zij borg als de vennootschap in verzuim was met betaling. Bestuurders/borgen A en B waren uitsluitend gezamenlijk bevoegd over het krediet te beschikken. Voor betalingen was de handtekening van beide bestuurders nodig. Bestuurder/borg B is op enig moment als bestuurder tevens werknemer ontslagen. Na het ontslag is door de vennootschap het krediet maximaal aangesproken en is verzuimd de debetstand aan te vullen. De vennootschap is inmiddels gefailleerd.

ABN AMRO heeft bij borg A en B terugbetaling gevorderd. Borg A heeft de vordering erkend. In eerste aanleg had borg B zichzelf vertegenwoordigd. Omdat zijn verweer onvoldoende was onderbouwd is de vordering van ABN AMRO door de rechtbank toegewezen.

Bij het Gerechtshof had ABN AMRO aangevoerd dat aan borg B geen zelfstandig verweer meer toekomt nu de vordering door de vennootschap en bestuurder/borg A is erkend. Daarnaast voert ABN AMRO aan dat borg A en de vennootschap niet tegen het veroordelende vonnis zijn opgekomen. Om die reden dient het vonnis als vaststaand te worden beschouwd.

Het Gerechtshof gaat niet mee in het standpunt van ABN AMRO. Het Gerechtshof oordeelt dat de rechterlijke uitspraak in de rechtsverhouding tussen ABN AMRO en borg A geen gezag van gewijsde heeft in de rechtsverhouding tussen ABN AMRO en borg B. Borg B kan derhalve zelfstandig verweer voeren.  ABN AMRO heeft naar het oordeel van het Gerechtshof haar vordering feitelijk onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken wanneer en op welke wijze het negatieve saldo op de rekening is ontstaan.

De vordering van ABN AMRO is afgewezen.

contractenrecht

Rechtsgeldige ingebrekestelling

De kredietverstrekker vordert betaling van een consumenten kredietovereenkomst die vanwege betalingsachterstand volledig opeisbaar is geworden. De kredietverstrekker stelt dat er een kredietovereenkomst is aangegaan van fl 50.000,- met de heer M. De heer M. betwist de kredietovereenkomst. De persoonlijke gegevens kloppen en de handtekening toont gelijkenis met zijn handtekening, maar hij kan zich niet herinneren een kredietovereenkomst te hebben afgesloten of dat er een kredietbedrag aan hem is uitgekeerd.

De rechtbank heeft de kredietverstrekker een bewijsopdracht gegeven. De kredietverstrekker moet aantonen dat het bedrag is overgemaakt naar de rekening van de heer M., dan wel dat betalingen zoals vermeld op het historisch overzicht zijn betaald van de rekening van M. De kredietverstrekker slaagt niet in de bewijsopdracht. Desondanks oordeelt de rechtbank dat de kredietovereenkomst is aangegaan en het bedrag van fl. 50.000,- is uitgekeerd.

De vordering van de kredietverschaffer wordt uiteindelijk afgewezen omdat niet aan de vereisten van een rechtsgeldige ingebrekestelling is voldaan. Onder verwijzing naar het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 11 november 2014 dient een rechtsgeldige ingebrekestelling te voldoen aan: de vermelding dat sprake is van een betalingsachterstand van x aantal maanden, een sommatie om de achterstallige betaling alsnog binnen een bepaalde termijn te voldoen en de gevolgen van niet (tijdige betaling), waaronder het geheel opeisen van de gehele openstaande vordering.

Het Hof oordeelt dat nu er geen rechtsgeldige ingebrekestelling is verzonden niet kan worden vastgesteld dat het uitstaande saldo ineens opeisbaar is geworden. Een deugdelijke grondslag ontbeert en leidt tot afwijzing van de vordering van de kredietverstrekker.

PIMENTEL ADVOCATUUR
‘s Gravenlandseweg 258
3125 BK Schiedam
+31(0)10 24 24 187
info@pimentel-advocatuur.nl
map